Wat namenlijstjes betreft zitten we zo ongeveer op het doodste punt van het jaar: het zal nog een maand of vijf duren voordat ik het volgende artikel in mijn serie over opmerkelijke voornamen kan schrijven. Om de pijn van het wachten wat te verzachten, een paar juweeltjes uit de geschiedenis.
- De gezusters Ima Hogg en Ura Hogg uit Texas.
- De familie Ball: Cannon Ball, Pistol Ball en Gun Ball. (Je zou haast willen dat ze een broertje of zusje met de naam Wrecking hadden.)
- Een prachtige negentiende-eeuwse voornaam uit de categorie “hoe gaat dat arme kind dat ooit leren spellen”: Aldebarontiphoscofornia.
- Dubbele namen to the max: Free Grace, Praise God, Marquis Fayette (zit ook in de categorie “pretentieuze voornamen”) en Return Jonathan.
- Mooie voor- en achternaamcombinaties: Mercy Deadman, A. Green Crabtree, Salem Towne en Hugh Pugh.
Deze prachtige namen komen uit het geweldige boek Suffolk Surnames (1857, Boston). De auteur heet Nathaniel Ingersoll Bowditch, wat ook weer bevestigt dat namenverzamelaars vooral mensen zijn die zelf een opmerkelijke naam hebben. De tijdgeest klinkt onmiskenbaar door in de mening van Bowditch: zijn lijstje “odd names” bevat een hoop namen die nu heel gebruikelijk zijn, zoals Dan, Ruby, Will, Violet, Prudence, Dean en Victor. Dat zal met mijn lijstjes ongetwijfeld ook nog gaan gebeuren.
Maar Bowditch noemt ook namen waar we nu nog steeds een wenkbrauw bij optrekken: Alpha, Bunker, Kirk, Kosmos, Sephamore, Zattu, Mama, Roop, Pilgrim, Winter, Wealthy, Leader, Life, Omen, Experience, Donation, Increase en Seaborne bijvoorbeeld. Ook de categorie “geografische voornamen” is goed vertegenwoordigd, met o.a. Holland, Vienna, Florence, Domingo, Britain, Philadelphia, Ohio, Orient en Boston.
Een kleine greep uit de aparte achternamen in het boek: Christmas, Death, Drinkwater, Silverheels en Sweat. En een huwelijk dat voor een ongelukkige combinatie achternamen zorgt: het echtpaar Gore-Payne.
Ik moest stiekem even gniffelen bij deze zin:
In een iets recenter werk, Onomastic Individualism in Oklahoma van Thomas Pyles (1947, Oklahoma), kwam ik onder andere La Nelle, La Voime, Nil, Wilburta, Gala en Chlorine tegen.
Het artikel Forenames and the Family in New England: An Exercise in Historical Onomastics geeft een overzicht van voornamen uit de periode 1600-1800, met onder meer Mary Moody, Faint-not, Hate-evil, de broertjes Love en Wrestling en de broertjes Notwithstanding en Maybe. Op migrantenschepen vanuit Europa naar Amerika werden in de zeventiende eeuw onder andere Marina, Oceanus en Seaborne geboren.
Ook in die periode had ik lijstjes met pretentieuze namen kunnen maken, bijvoorbeeld de broertjes Dutton: Sebastian Maria Ximenes Petruchio en Thomas Albert Bonaparte Jefferson.
Veel aparte namen zijn religieus geïnspireerd, stelt Charles W. Bardsley in zijn boek Curiosities of Puritan nomenclature (1888). Bijbelse namen zijn niet altijd zo simpel als Judith, Maria, Job en Johannes. In 1721 werd een kind Mene Mene Tekel Upharsin gedoopt, genoemd naar het teken aan de wand, en Mahershalalhashbaz is ook gewoon vernoemd naar iemand uit het oude testament.
In puriteinse kringen was de zeventiende-eeuwse geestelijke Praise-God Barebone een trendsetter, of in ieder geval een inspiratie voor veel ouders. Learn-wysdome, Chylde-of-God, Sorry-for-sin en Muche-merceye zijn maar een paar voorbeelden van gelijksoortige vondsten. En dan hebben we nog excessen als Fight-the-good-fight-of-faith en Job-rakt-out-of-the-asshes. Allemaal waargebeurd, de geboorte-aktes worden in het boek genoemd.
En, lo and behold:
Overigens doet het boek wel een goede poging om de term te verklaren:
Goed, tot zover de puberale humor (poep aan je… nou ja), terug naar waar we het over hadden: voornamen. Watkin, Batkin, Wilmot en Philpot. Epiphany, Theophania en Pentecost. Dogory, Anketill, Frideswide en Lettice. Maar die kun je allemaal wijten aan de tijdsgeest, toch? We zitten hier immers midden in de zeventiende eeuw.
Ja, goed, tot aan het hoofdstuk Puritan Eccentricities dan, want dat had niet zo geheten als de auteur zich in geen enkele mate had verbaasd over namen als Safe-deliverance, Thankful en zijn broer Accepted (die later nog aartsbisschop van York zou worden) en Continent. Over die laatste heeft de auteur het volgende te zeggen:
I think the father ought to be whipped most incontinently in the open market who would inflict such a name on an infant daughter.
Een speciale melding voor de kinderen van ene Dudley Fenner: Joy-againe, From-above, More-fruite en Dust. Puriteinen vonden namen als Michael en Gabriel dan weer onacceptabel: dat zijn immers namen van engelen, die niet aan sterfelijke mensenzonen toebedeeld mogen worden.
De auteur komt ook niet-puriteinse merkwaardige namen tegen: Sense, Original, Love, Amor, Subpena, Patience, Humanity, Confidence en Victory. Namen als Grace en Faith, die Bardsley nog erg gek vond, vinden we tegenwoordig dan weer heel normaal.
Nog ietsjes zieliger: Creature Cheeseman, Humiliation, Giant Despair, Weakly, Helpless, Thankful Bishop, Preserved Fish, Parish Church, Anger Bull en Dancell-Dallphebo-Marke-Antony-Dallery-Gallery-Cesar (!). En het meisje dat eigenlijk Eugénie moest heten, maar wier naam als Hugginy in de geboorte-akte terechtkwam.
De prijs voor inventiviteit gaat naar de ouders van And Charity. Ja echt: And Charity was namelijk het broertje van Faith en Hope, waardoor de drie kinderen dus samen Faith, Hope, And Charity heetten.
Tot slot een ongelukkig toeval uit het boek van Bowditch: vader en moeder Eliot noemden hun dochter Silence. Het meisje bleek doofstom te zijn.
Tja, in Engeland en Amerika kon dat… Op het Europese vasteland hebben we nog heel lang de wet van Napoleon aangehouden dat kinderen alleen bestaande namen mochten krijgen.
Maar goed, enkele ouders zochten in geschiedenisboeken en heiligenkalenders wel de minst gebruikelijke namen uit. Met “Gefion” of “Gneomar” viel je in die tijd wel op. Met Leander, Aurora of Laura ook trouwens: wat nu doodgewone middenklassenamen zijn (de tweede zelfs een beetje ordinair), was ooit eigenaardig.
Verder bestond er onder de Nederlandse elite ook de gewoonte om aparte bijnamen te geven – vermoedelijk koosnaampjes die aan de personen bleven plakken, niet in de laatste plaats om gelijknamige familieleden uit elkaar te houden. Wilhelmina werd “Joekie” Broedelet, Johannes Marius werd “Bok” de Korver. Volgens mij gebeurt het in kakkerland nog steeds: Nederlands beste polito heet Alexander “Aki” van Andel.
Ha, interessant! Dank voor het aanvullend onderzoek & weetjes.
Ik kwam laatst in het boek Into Thin Air nog een hedendaagse Seaborne tegen (die door het leven ging als Beck, dat wel). Vind het eigenlijk wel wat hebben. En vinden we ‘Kirk’ echt een vreemde naam tegenwoordig? Niet dat ik iemand ken die zo heet, maar heb de indruk dat het in de VS niet ongebruikelijk is.
@Wouter Steenbeek: Ik heb een oudoom met een heel normale naam die meer voorkwam in de familie, en die (daarom?) altijd Boet werd genoemd. Van ‘broertje’.
Pingback: Masterpost voornamenlijstjes | Lady Geek
Pingback: Een paar opmerkelijke voornamen uit 2017 | Lady Geek
Pingback: Een paar opmerkelijke voornamen uit 2018 | Lady Geek