Mijn eerste boek

Uitnodiging voor mijn promotieVorige week ontmoette ik iemand wiens eerste boek in 2011 uitkomt. In eerste instantie was ik vooral jaloers. Mijn eigen boek-in-wording is al jaren in wording: een verhaal over twee onhandige mensen die zichzelf in een onhandige situatie terugvinden, een paar jaar geleden begonnen als gedachtenexperiment, langzamerhand verworden tot een serie overdenkingen en op een gegeven moment uitgegroeid tot een verhaal in mijn hoofd. Vanaf daar werd het eerst tastbaar als woorden op papier, maar het groeide zo snel en non-lineair dat ik het naar mijn computer verhuisde, en daar is het langzamerhand tot een echt boek-in-wording geworden. Maar die “in-wording” heb ik er nog niet af weten te krijgen. Iemand die daadwerkelijk een boek heeft geschreven en afgemaakt en gepubliceerd verdient dus wel mijn bewondering.

De avond na mijn ontmoeting met de schrijver haalde ik een kartonnen A4-envelop uit de brievenbus. Het retouradres was van een drukker uit Zutphen. In de envelop zat een dubbelgevouwen vel karton met mijn naam, een titel en een plaatje van robots erop, en een flink pak papier van ongeveer 230 kantjes. Toen realiseerde ik me dat mijn eerste boek ook in 2011 uitkomt. Het is weliswaar geen fictie en het zal niet door veel mensen gelezen worden, maar het is wel aan mijn brein ontsproten, geïnspireerd door de groten der aarde, waardig bevonden door zeven wijze mannen én het heeft een ISBN, wat ik – overigens tot mijn eigen verbazing – een van de indrukwekkendste bijkomstigheden vind.

Mijn eerste boek heeft zelfs een soort lancering. De pre-launch is op 7 februari. Dan krijg ik de eerste oplage, 150 stuks, van de drukker. De echte lancering, inclusief hapjes en drankjes, is op 9 maart. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ik me voorafgaand aan de borrel live mag verdedigen tegenover een panel van de meest kritische recensenten die je je kunt voorstellen. Drie kwartier lang. Totdat het hora est en ik op ceremoniële wijze de ‘s’ van mijn ‘drs’ verlies.

Mijn eerste boek. Het is er gewoon al. Zonder dat ik door had dat het mijn eerste boek was. Op naar het tweede.

Dear Natural History Museum. You are missing planet Pluto.

Arme Pluto. Vroeger toen we klein waren was Pluto nog een planeet. Weliswaar een beetje een aparte planeet, met een bijzondere baan om de zon, maar wel een echte officiële planeet. Maar nu is het alleen maar een planetoïde, of dwergplaneet. Weet je wat een ander woord voor planetoïde is? “Mindere planeet.” Niet bepaald vleiend. Alsof je iemand een “minder persoon” noemt. Er is zelfs een zielig werkwoord vernoemd naar Pluto: iets plutoën (to pluto something) betekent dat je het degradeert of devalueert. Lekker dan. Als Pluto gevoelens had, zat hij al sinds 2006 in een uithoekje van ons zonnestelsel zachtjes te huilen.

In New Mexico en Illinois vonden ze het zo zielig voor Pluto dat ze bij wet (!) hebben geregeld dat het tóch een planeet is. Wel apart, maar blijkbaar kan dat zomaar. Het scheelt natuurlijk wel een hoop schoolboeken die je niet hoeft te veranderen. Om een lang verhaal kort te maken, niet iedereen is er tevreden mee dat Pluto opeens geen planeet meer is. Niet in het minst basisschoolkinderen. Die hebben zelfs hatemail gestuurd naar Neil deGrasse Tyson, de directeur van het Natural History Museum en het Hayden Planetarium. Een greep uit de brieven van kinderen uit groep drie en vier levert dit soort hartverscheurende pleidooien op:

“Do poeple live on Pluto? If there are poeple who live there they won’t exist. […] Some poeple like Pluto. If it doen’t exist then they don’t have a favorite planet.”

Maar ook zorgvuldig onderbouwde hatemail (als deze jongen geen wetenschapper wordt dan weet ik het ook niet meer):

“I took a poll of 11 people. […] I think it is a double planet and everyone one else thought it is a regular real planet that is very cold.”

En deze vond ik nog de leukste:

“We’re sorry about giving you mean letters saiing we love Pluto but not you. I’m very sorry. It’ll be okay.”

Ik voel me net een kopje koffie

Automatische vertalingen zijn niet zo best. Dat is ook logisch, want meestal vertalen ze elk woord letterlijk en dat wordt natuurlijk niks, hooguit een bron van leuke Dunglish uitspraken zoals “I have sense in a little cup coffee.” Google Translate doet het al beter, die probeert woorden in ieder geval niet individueel te vertalen, maar enigszins naar de context (de rest van de zin) te kijken door groepjes woorden te vertalen. Zo komt daar bijvoorbeeld uit: “I feel like a cup of coffee.” Wel een beetje een dubbelzinnige zin, maar in ieder geval goed te begrijpen: “ik heb zin in” kun je redelijkerwijs vertalen als “I feel like”, en “een kopje koffie” is natuurlijk gewoon “a cup of coffee”.

De grote grap komt als je Google Translate deze zin weer laat terugvertalen naar het Nederlands.

“Ik voel me net een kopje koffie.”

Ja, het blijft lastig, dat automatisch vertalen. Mijn idee is dat je eigenlijk het beste niet van taal naar taal kunt vertalen, maar dat het beter zou werken om een soort van taalloze representatie van een zin te maken en die vervolgens weer te formuleren in een andere taal. In taalkundige termen zou je kunnen zeggen dat je de communicatieve intentie van een zin zou moeten achterhalen, dus de bedoeling die een spreker of schrijver heeft met die zin, om die intentie vervolgens in een andere taal weer tot uiting te brengen.

Maar goed, dat terzijde, weer even terug naar de grappige kant van het verhaal. Als een zin na één keer heen en terug vertalen soms niet zo goed uit de verf komt, kun je je voorstellen dat het na tientallen keren automatisch vertalen helemaal uit de hand loopt… Daarvoor hebben we nu Bad Translator.

Ik voerde Bad Translator een zin uit m’n proefschrift: “A communicative act is performed by the speaker in order to convey meaning and achieve a perlocutionary effect, as explained in the previous subsection.” Vierenvijftig vertalingen later, via o.a. IJslands, Afrikaans en Witrussisch, is dat verbasterd tot: “Communication and project management Outcomes: 2 perlokutyonari Effects.” Nice. Wel een stuk bondiger dan mijn zin. Ik denk dat ik mijn hele proefschrift er zo maar doorheen gooi.

Als laatste, ultieme test gaf ik Bad Translator de zin “I feel like a cup of coffee.”

Vijfentwintig automatische vertalingen later: “Do not like coffee.”

Ehm. Wat?

De taalkunde-sfinx

The Sphinx once challenged a particularly tasty-looking student of language to solve the riddle: “How is saying ‘My toe is turning blue,’ as a request to get off my toe, similar to slamming a door in someone’s face?” The poor student stammered that in both cases, when the agents are trying to communicate something, they have analogous intentions. “Yes indeed” countered the Sphinx, “but what are those intentions?” Hearing no reply, the monster promptly devoured the poor student and sat back smugly to wait for the next oral exam.

(Cohen & Perrault, Elements of a Plan-Based Theory of Speech Acts, 1979)

Ik weet niet of de meneren Cohen en Perrault high waren ten tijde van het schrijven van de desbetreffende paper (het is tenslotte wel een artikel uit de jaren ’70), maar ik heb in ieder geval nog nooit zo’n gekke openings-alinea gelezen in een wetenschappelijk schrijven. Lieve lezer, punten voor het goede antwoord, je wordt niet opgegeten voor een verkeerde gok en ik zal aan het eind van de middag het antwoord posten :)

Image by oberazzi / CC BY-NC-SA 2.0