Ook op tv moet wetenschap kloppen

Technologie wordt iets te vaak onrealistisch neergezet in films en op tv. Zie o.a. het veel voorkomende en tenenkrommende “enhance“, om maar niet te spreken over hacken. Want mensen die verstand hebben van computers gebruiken tenslotte nooit een muis of een GUI, right? Guys? Oh.

Gelukkig zijn er film- en televisiemakers die wel goed opletten dat alles goed in elkaar zit, ook voor de experts. Breaking Bad heeft een scheikundige ingeschakeld om ervoor te zorgen dat alles goed in elkaar zit (en de drugspolitie om er dan ook weer voor te zorgen dat de serie ook weer niet zo nauwkeurig is dat het een rechtstreekse handleiding is voor het maken van meth).

De makers van The Simpsons hebben trouwens een wiskundige ingeschakeld die diverse mathematische grappen in de serie heeft geïntroduceerd. Eigenlijk niet zo verrassend: een aantal van de Simpsons-makers heeft een wiskundige achtergrond. Eén ervan heeft zelfs ooit een paper geschreven over de wiskunde van het sorteren van verbrande pannenkoeken. Dat schept toch een band: mijn proefschrift gaat (in zekere zin) over de culinaire kant van de informatica.

Tweede Kerstdag

Weetje van de dag: Tweede Kerstdag is uitgevonden door hobbits.

hobbits

(In mijn zoektocht naar informatie over second breakfast en andere Hobbit-tradities vond ik deze leuke wetenswaardigheid: “In the United States, elevenses refers to the antiquated custom of the late-morning whiskey break.” De wát? Ik geloof dat ik mij eens wat ouderwetse Amerikaanse gewoontes moet gaan aanleren…)

Live long and paw-sper

Wat krijg je als je twee ingenieurs een filmpje laat maken over katten? Dit soort geniale observaties:

“Oscar has also developed an interest in science fiction and is particularly excited about the topic of time travel, which he attempts via high-speed accelerations in my living room, usually after a trip to the litter box.”

“Zoe continues her tradition of gravity-based activities, which include standing, sitting, and sleeping.”

Het jaar in vier woorden

Wat hebben privacy, selfie, geek en de participatiesamenleving met elkaar gemeen? Al deze woorden zijn door verschillende gremia uitgeroepen tot woord van het jaar 2013. Privacy volgens dictionary.com, geek volgens Collins online dictionary, selfie volgens Van Dale en participatiesamenleving volgens Onze Taal (en – saillant detail – ook tot vaagste woord van 2013).

Interessant hieraan is dat drie van de vier woorden te maken hebben met technologie. Een selfie wordt gewoonlijk met een smartphone genomen (geldt overigens niet voor de selfie avant la lettre). Met privacy bedoelen we tegenwoordig over het algemeen onze online privacy: de zoekopdrachten waarvan we niet willen dat Google die doorverkoopt aan adverteerders, de mails die we liever niet delen met onze werkgevers of familie, de cables die internationale diplomatenruzies veroorzaken en de onbetaald verkregen films en tv-series waarvan we liever niet uitspreken hoe we eraan gekomen zijn.

En natuurlijk mijn favoriete woord: de geek. Niet in het minst omdat ik er zelf een ben, maar ook omdat het vanuit taalkundig oogpunt een interessant woord is: oorspronkelijk (als het Oudengelse geck) gebruikt voor circusfreaks, vervolgens geëvolueerd naar benaming voor mensen die veel met computers doen, en inmiddels, net als zijn bijna-synoniem nerd, weer een nieuwe betekenisverandering aan het ondergaan. De nerd is niet meer een ‘simple-minded and laughable person’ (en de Zweedse nerd wil dus ook niet zo aangeduid worden in het woordenboek). De nerd is cool, de nerd is hip, de nerd is gewoon een intelligent persoon die zich vol overgave stort in interessante dingen. De nerd is salonfähig geworden, aldus de Volkskrant.

Over de waarde van ‘saai’ onderzoek

Het zou me verbazen als je het Groot Nationaal Taalonderzoek niet langs hebt zien komen de laatste tijd. Het was prominent aanwezig op diverse sociale media de laatste tijd: eerst het onderzoek zelf, toen de resultaten. Marc van Oostendorp, alias @fonolog, schreef een stuk voor Onze Taal waarin hij de zin van het onderzoek in twijfel trekt. Zijn belangrijkste punt daarbij is dat we al die dingen toch eigen al lang wisten:

Het is alleen jammer dat uit die dataverzameling helemaal niets naar voren komt wat ook maar een beetje interessant is, of nieuw, of verrassend, en wat taalkundigen met hun vermaledijde ‘intuïties’ niet allang wisten. Het zijn vooral veel, enorm wetenschappelijke data die ons uiteindelijk niets leren over taal.

Dat is nogal een kwalijke mening. Als je een intuïtie hebt, mag ik toch zeker hopen dat je eerst een degelijk onderzoek uitvoert voordat je je ideeën presenteert als waarheid. Natuurlijk ligt dat bij taalkunde net even iets anders dan bij een meer theoretisch vakgebied als wiskunde, waarbij je redeneert op basis van stellingen en axioma’s. Taalkunde gaat over de mens en het menselijke begrip van taal en is daarom per definitie min of meer subjectief.

Maar dat betekent niet dat bijvoorbeeld de makers van ‘een modern woordenboek als Van Dale’ altijd maar de waarheid in petto hebben. Het is een kwalijke zaak als onderzoekers denken dat het niet nodig is om hun eigen intuïties, of die van woordenboekmakers, te checken door middel van onderzoek. Als we allemaal gewoon maar op onze intuïtie zouden vertrouwen, hadden we nog steeds met z’n allen gedacht dat we niet van deur hoefden te wisselen om een auto te winnen.

Deze passage van Van Oostendorp baart me nog het meeste zorgen:

Sommige onderzoekers hebben een fascinatie voor ‘wetenschappelijke gegevens’. Vooral in de psychologie viert die fascinatie hoogtij. Een gegeven kan nog zo voor de hand liggend zijn, en oppervlakkig, en saai – als het v‘wetenschappelijk’ verkregen is, wordt het ineens heel opwindend. Niemand hoeft zich meer af te vragen of we ook iets leren.

Ik mag toch hopen dat álle onderzoekers een fascinatie hebben voor ‘wetenschappelijke gegevens’. Ook resultaten die saai zijn, zijn wetenschap. Juist een onderzoek dat bevestigt wat we al vermoedden, voegt iets toe: zekerheid, en een basis voor verder onderzoek. Want het voortbouwen op ongetoetste vermoedens vormt de basis van een wankel kaartenhuis, en dat wens ik de taalkunde niet toe.

Disclaimer: dit is mijn particuliere mening. Ik verdedig het Groot Nationaal Taalonderzoek niet omdat het gefinancierd is door mijn werkgever, maar ik heb nou eenmaal een paar stokpaardjes. Van een aantal daarvan (kuch) was ik me al langer bewust, maar vandaag mag ik blijkbaar grondig wetenschappelijk onderzoek ook aan dat lijstje toevoegen.

Extra disclaimer, gewoon voor de zekerheid: als NWO-medewerker ben ik sowieso objectief over de onderzoeksvoorstellen die bij ons binnen komen, per definitie: de voorstellen worden beoordeeld door externe referenten. Mijn mening/’smaak’ over verschillende soorten onderzoek heeft dus geen enkele relevantie voor mijn werk als NWO-medewerker, en andersom ook.

2013-Eindejaarsbingo

De tweede helft van december is aangebroken, en daarmee ook weer alle voorspelbare gebeurtenissen van dien! Oliebollenmisselijkheid, de traditionele Nederlandse decembersport “vuurwerk-naar-fietsers-werpen” en natuurlijk de goeie ouwe fondue of gourmet. Zelf kijk ik nu al uit naar de sneeuw die vooral voor en/of na kerst voor grote chaos op het spoor zal zorgen, maar tijdens de kerstdagen zelf zal schitteren door afwezigheid.

Een kleine greep uit bingokaart 6 van dit jaar.

Een kleine greep uit bingokaart 6 van dit jaar.

Hoe dan ook, tijd voor 2013-eindejaarsbingo! Download hier de bingokaarten, kies één of twee kaarten om mee te spelen, en Twitter en Facebook er een partij op los (al dan niet met kerstboomfoto), onder de hashtag #2013bingo. Op 1 januari bepalen we de winnaar!