Het zou me verbazen als je het Groot Nationaal Taalonderzoek niet langs hebt zien komen de laatste tijd. Het was prominent aanwezig op diverse sociale media de laatste tijd: eerst het onderzoek zelf, toen de resultaten. Marc van Oostendorp, alias @fonolog, schreef een stuk voor Onze Taal waarin hij de zin van het onderzoek in twijfel trekt. Zijn belangrijkste punt daarbij is dat we al die dingen toch eigen al lang wisten:
Het is alleen jammer dat uit die dataverzameling helemaal niets naar voren komt wat ook maar een beetje interessant is, of nieuw, of verrassend, en wat taalkundigen met hun vermaledijde ‘intuïties’ niet allang wisten. Het zijn vooral veel, enorm wetenschappelijke data die ons uiteindelijk niets leren over taal.
Dat is nogal een kwalijke mening. Als je een intuïtie hebt, mag ik toch zeker hopen dat je eerst een degelijk onderzoek uitvoert voordat je je ideeën presenteert als waarheid. Natuurlijk ligt dat bij taalkunde net even iets anders dan bij een meer theoretisch vakgebied als wiskunde, waarbij je redeneert op basis van stellingen en axioma’s. Taalkunde gaat over de mens en het menselijke begrip van taal en is daarom per definitie min of meer subjectief.
Maar dat betekent niet dat bijvoorbeeld de makers van ‘een modern woordenboek als Van Dale’ altijd maar de waarheid in petto hebben. Het is een kwalijke zaak als onderzoekers denken dat het niet nodig is om hun eigen intuïties, of die van woordenboekmakers, te checken door middel van onderzoek. Als we allemaal gewoon maar op onze intuïtie zouden vertrouwen, hadden we nog steeds met z’n allen gedacht dat we niet van deur hoefden te wisselen om een auto te winnen.
Deze passage van Van Oostendorp baart me nog het meeste zorgen:
Sommige onderzoekers hebben een fascinatie voor ‘wetenschappelijke gegevens’. Vooral in de psychologie viert die fascinatie hoogtij. Een gegeven kan nog zo voor de hand liggend zijn, en oppervlakkig, en saai – als het v‘wetenschappelijk’ verkregen is, wordt het ineens heel opwindend. Niemand hoeft zich meer af te vragen of we ook iets leren.
Ik mag toch hopen dat álle onderzoekers een fascinatie hebben voor ‘wetenschappelijke gegevens’. Ook resultaten die saai zijn, zijn wetenschap. Juist een onderzoek dat bevestigt wat we al vermoedden, voegt iets toe: zekerheid, en een basis voor verder onderzoek. Want het voortbouwen op ongetoetste vermoedens vormt de basis van een wankel kaartenhuis, en dat wens ik de taalkunde niet toe.
Disclaimer: dit is mijn particuliere mening. Ik verdedig het Groot Nationaal Taalonderzoek niet omdat het gefinancierd is door mijn werkgever, maar ik heb nou eenmaal een paar stokpaardjes. Van een aantal daarvan (kuch) was ik me al langer bewust, maar vandaag mag ik blijkbaar grondig wetenschappelijk onderzoek ook aan dat lijstje toevoegen.
Extra disclaimer, gewoon voor de zekerheid: als NWO-medewerker ben ik sowieso objectief over de onderzoeksvoorstellen die bij ons binnen komen, per definitie: de voorstellen worden beoordeeld door externe referenten. Mijn mening/’smaak’ over verschillende soorten onderzoek heeft dus geen enkele relevantie voor mijn werk als NWO-medewerker, en andersom ook.