De meest recente Mars-missie van NASA is een ongekend succes (en zo nu en dan bron van hilariteit). Maar wat ik me nog niet zo erg had gerealiseerd is dat Curiosity een project is met twee even belangrijke onderdelen: niet alleen wat je doet op zo’n planeet (tekenen van leven zoeken, enz.) maar ook hoe je er komt. En dat is nog niet zo makkelijk, vertelt The New Yorker:
“It’s a self-eating watermelon of despair.”
Eh, wat? Ja, dat staat echt in het artikel. Hoe dan ook, het was dus écht spannend. Hoe spannend het eigenlijk was, realiseer ik me pas tijdens het lezen van dit artikel.
On a screen behind the lectern at the briefing, Doug McCuistion, the director of the Mars program, projected a poster with a halftime score on it: Mars 24, Earth 15. Of the thirty-nine spacecraft sent before Curiosity, less than forty per cent had reached the planet. “Mars is hard,” he said.
Zevenduizend wetenschappers en jaren werk, dat is wat het kostte om Curiosity op Mars te krijgen. En op elk moment kon het fout gaan. Veel onderdelen van het project waren niet echt fatsoenlijk te testen. Want hoe simuleer je de omstandigheden op Mars tijdens zo’n landing? Mars, met zijn halfslachtige zwaartekracht en dampkring, onvoorspelbare stormen en temperatuurverschillen van soms wel 15 °C in een paar meter? De bizarre landingsconstructie Sky Crane is alleen maar in een computersimulatie getest, nooit in het echt. De nauwkeurigheid van de missie is alsof je de bull’s eye op een dartboard wil raken met een worp vanaf 6000 meter afstand.
The New Yorker beschrijft erg goed hoe spannend het eigenlijk was. Leuk om te lezen. En omdat een filmpje meer zegt dan een miljoen woorden (vrij naar het bekende citaat), hierbij twee illustraties bij het artikel. Lees verder →